Als ik het dorpje Ranchpar bezoek is precies een jaar geleden dat de oorlog uitbrak. Armen, hoofd van de administratie in Ranchpar wil dat feit niet ongemerkt voorbij laten gaan. Om precies 11:00 uur wordt een minuut stilte gehouden om de slachtoffers te gedenken. Daarna wordt er getoost met Armeense cognac. “Denk nou niet dat we elke dag met cognac beginnen” grijnst hij. “Dit is alleen vanwege het herdenken van de oorlog”. Zelf heeft hij ook meegevochten, samen met 48 andere mensen uit zijn dorp waaronder zijn toen 18-jarige zoon. Zij zijn er relatief goed van afgekomen. “Een dode en een invalide, beide benen kwijtgeraakt”. Tegenover de administratie wordt gewerkt aan een herdenkingsmonument.
Het dorp heeft destijds zo’n 700 vluchtelingen opgevangen. Voor een dorp met nog geen 1.300 inwoners is dat veel. Een aantal van hen heeft inmiddels elders onderdak gevonden. Sommigen die de mogelijkheid hadden zijn teruggekeerd naar Artsakh. Maar nog steeds verblijven er 52 gezinnen in het dorp. Zij komen uit de Hadrut regio die is afgestaan aan Azerbeidzjan.
Ik vraag Armen wat momenteel de grootste problemen voor de vluchtelingen zijn. “Huisvesting en brandhout” zegt hij. “Voor degenen die bij familie zijn in getrokken is het nog te doen. Maar voor degenen die iets hebben gehuurd is het lastig. Niet iedereen heeft een vaste baan gevonden en heeft een stabiel inkomen. Er is een plan dat in Artsakh nieuwe huizen worden gebouwd. Maar eerder dan 2023 zal dat niet klaar zijn. De winter komt er weer aan. De woningen zijn niet aangesloten op het gas en brandhout is duur. Een kuub kost 30.000 Dram (€55) en je hebt wel 4-5 kuub per woning nodig”.